Een ruim 2.000 jaar
oude lach
|
|
In 1986 voltooide de Franse cineast Jean-Jacques Annaud The Name of the Rose (één van onze favoriete historische drama's; bekijk de hele film hier): een sfeervolle en meeslepende Engelstalige verfilming van de wereldberoemde mysterieroman en bestseller De naam van de roos uit 1980 van de Italiaanse schrijver en semioticus Umberto Eco. Daarin speelt een beroemd boek van de antieke Griekse filosoof Aristoteles een sleutelrol: de zogeheten Poëtica uit circa 335 voor Christus. Hoewel alleen het eerste deel bewaard gebleven is, waarin Aristoteles uitleg geeft over de tragedie als literair en artistiek genre, dankt de Poëtica zijn faam ook aan het tweede deel: een verhandeling van Aristoteles over wat een 'komedie' eigenlijk is. Die verhandeling ging reeds in de oudheid verloren en wordt in De naam van de roos in verband gebracht met een reeks mysterieuze seriemoorden in een afgelegen middeleeuwse abdij. Dankzij schrijvers zoals Eco en cineasten zoals Annaud, weerklinken vandaag nog steeds echo's van de intelligente visie op de heilzame kracht van humor die Aristoteles ruim 2.000 jaar geleden wellicht toelichtte in het verloren tweede deel van zijn Poëtica.
Waarschuwing
SPOILERS
op komst!
Onderstaande toelichting bij de Poëtica bevat spoilers voor diegenen die de roman De naam van de roos nog niet gelezen hebben en de verfilming The Name of the Rose nog niet gezien hebben.
Boeken gelijken in heel wat opzichten op mensen: ze worden geboren en krijgen een naam (titel); ze hebben ouders (schrijvers) en voorouders (geen boek waarvan de geestelijke vader of moeder niet op zijn/haar beurt schatplichtig is aan andere boeken); ze zijn vaak beter of slechter dan ze eruitzien (never judge a book by its cover); net als wij mensen, spreken en roddelen boeken ook over elkaar ("intertekstualiteit" noemt men dat); boeken kunnen, net als mensen, een goede of slechte reputatie hebben; ze leiden een al dan niet opvallend leven (eindigen al gauw bij het oud papier of worden eeuwenlang herdrukt); zoals dat onder mensen gaat, neemt ook het belang van een boek recht evenredig toe of af met de mate waarin het ter sprake gebracht dan wel verzwegen en/of vergeten wordt. En boeken zijn, net als ons stervelingen, gedoemd om ooit, vroeg of laat, onherroepelijk in de vergetelheid te verdwijnen.
Een legendarisch boek
|
Een Romeinse kopie van een antieke Griekse buste van Aristoteles. |
Eén van de boeken waarvan de reputatie door de eeuwen heen legendarische proporties aangenomen heeft, is de zogeheten Poëtica van de beroemde antieke Griekse filosoof Aristoteles. De oorspronkelijke Griekse titel, uit circa 335 voor Christus, luidt Περι ποιητικής (Peri poiètikès), wat Over poëtica betekent.
In de oudheid omvatte het begrip poëtica overigens niet uitsluitend poëzie (dichtkunst), maar ook andere vormen van literair-artistieke verbeelding, met inbegrip van podiumopvoeringen van liederen of toneelstukken, alsook artistieke conventies en voorschriften ter zake. In dit verband waren de belangrijkste (tot op zekere hoogte overlappende) genres destijds poëzie, lyriek, drama, epiek, tragedie en komedie.
Het eerste deel van de Poëtica is bewaard gebleven en groeide in de loop der eeuwen uit tot een klassiek standaardwerk over de epiek en vooral over de tragedie. Zo verklaarde Aristoteles (vrij vertaald): "De tragedie is een imitatie van een nobele actie. De taal van de verschillende delen van het tragische toneelstuk is verfraaid met ritme, melodie en zang. Deze imitatie wordt getoond door middel van de acties van de personages, niet door een vertelling. De tragedie bevat voorvallen die door medelijden en angst tot een catharsis van deze emoties leiden."
De Poëtica dankt zijn faam echter ook aan het tweede deel: een verhandeling van Aristoteles over de komedie, die nochtans reeds in de oudheid verloren ging. Aristoteles verwees zelf naar zijn analyse van de komedie, bijvoorbeeld in zijn Ars Rhetorica (Téchnē rhētorikḗ). Ook in later antiek bronnenmateriaal, onder meer in de beroemde biografie van Diogénes Laértios over het leven en werk van antieke Griekse filosofen zoals Aristoteles, wordt de verhandeling van Aristoteles over de komedie vernoemd. Bovendien bestaat er een anoniem Grieks manuscript uit de 10de eeuw, getiteld Tractatus Coislinianus, dat wellicht een kopie is van een antiek manuscript, waarin de komedie beschreven wordt als (vrij vertaald) "de imitatie van een grappige en mislukte actie, waarvan de verschillende delen worden gespeeld en niet verteld, waarbij plezier en gelach tot een catharsis van zulke emoties leiden". Volgens deze bron zou ook de komedie, net als de tragedie, dus een catharsis (zuivering en verheldering) van emoties teweegbrengen. Daarom lijkt dit anonieme manuscript gebaseerd op het verloren tweede deel van de Poëtica van Aristoteles, minstens op een samenvatting van de Aristotelische visie op de komedie (misschien door Theophrastos, de opvolger van Aristoteles aan diens school in de Griekse stad Athene).
Sommige wetenschappers twijfelen of het tweede deel van de Poëtica ooit bestond. Zo beweerde de Amerikaanse auteur Amos Philip McMahon in 1917 dat het beschikbare bronnenmateriaal ons hoogstens kan bevestigen dat Aristoteles de bedoeling had om een verhandeling over de komedie te schrijven, niet dat Aristoteles dat ook daadwerkelijk gedaan heeft. Aannemelijker echter is de conclusie van de meeste wetenschappers: dat er op grond van passages in het Corpus Aristotelicum (het verzamelde werk van de bewaard gebleven teksten van Aristoteles) en in secundaire bronnen niet aan getwijfeld moet worden dat de bewaard gebleven Poëtica oorspronkelijk een omvangrijker boek was waarin Aristoteles naast de tragedie ook de komedie analyseerde.
|
Umberto Eco. |
Hoe dan ook, het tweede deel van de Poëtica spreekt al ruim 2.000 jaar tot de verbeelding. En sinds Umberto Eco in 1980, in zijn wereldwijde bestseller De naam van de roos, het legendarische manuscript van Aristoteles over de komedie deed opduiken in de geheime bibliotheek van een afgelegen en anonieme middeleeuwse benedictijnenabdij, is de belangstelling voor zowel Aristoteles als de hele antieke Griekse wijsbegeerte fors toegenomen.
De Poëtica van Aristoteles is overigens geen boek in de strikte zin van het woord; het gaat om onafgewerkte collegedictaten die Aristoteles (of één van zijn toenmalige studenten) wellicht tussen 335 en 323 voor Christus optekende toen de Griekse wijsgeer lesgaf aan zijn beroemde school in het Lyceum in Athene. Niet lang na zijn dood (in 322 voor Christus) ging het oorspronkelijke manuscript verloren. Het is niet onmogelijk dat het opzettelijk vernietigd werd, want de Atheners stonden na de val van hun rivaal Macedonië vijandig tegenover de school van Aristoteles, die immers goede banden onderhield met het Macedonische hof en zelfs lesgaf aan (de latere veroveraar) Alexander de Grote (de zoon van de Macedonische vorst Philippus II).
"Toch bleef het Aristotelische gedachtegoed invloed uitoefenen, zij het dan ondergronds", aldus de Nederlandse literatuurwetenschapper Jeroen A.E. Bons. "Het begrip 'ondergronds' mag je letterlijk nemen, want diegenen die de werken van Aristoteles geërfd hadden, zouden ze nadien in een kuil begraven hebben."
In 86 voor Christus doken de werken van Aristoteles plots weer op, in Rome. De grammaticus Tyrannio ordende ze, en Andronicus van Rhodos, de samensteller van het Corpus Aristotelicum zoals wij dat thans kennen, zorgde rond het begin van onze jaartelling voor een eerste systematische uitgave. Het tweede deel van de Poëtica ontbrak toen al.
Hoe weten we dan waarover dat tweede deel ging? Wel, dat kunnen we tot op zekere hoogte afleiden uit het eerste deel over de tragedie, waarin Aristoteles schrijft: "Over de komedie zullen we later spreken." En in zijn Ars Rhetorica schrijft Aristoteles: "Van het lachwekkende is een afzonderlijke behandeling gegeven in de boeken over de dichtkunst." Let op het meervoud: boeken. De Poëtica omvatte oorspronkelijk dus wel degelijk meerdere boekdelen. Maar wat stond er precies in het tweede deel? "Naar analogie met de louterende werking voor emoties als vrees en medelijden die Aristoteles in het eerste deel aan de tragedie toeschreef, mogen we ervan uitgaan dat hij in het tweede deel wellicht de catharsis van de lach beschreef ", aldus Bons.
De bevrijdende kracht van humor
|
De oude bibliothecaris Jorge van Burgos wordt in The Name of the Rose gespeeld door de Russische acteur Feodor Chaliapin Jr.. |
Wat Umberto Eco's De naam van de roos nu precies tot zo'n magistrale roman maakt, is niet alleen de toepasselijke stijl, leerzame gedachterijkdom, intelligente opbouw en spannende plot, maar ook en vooral de inventieve wijze waarop Eco historische feiten over onder meer de Poëtica verwerkte tot een fictief maar geloofwaardig middeleeuws detectiveverhaal dat aan het Aristotelische en middeleeuwse gedachtegoed een hedendaagse relevantie verleent.
In De naam van de roos deinst de oude, blinde bibliothecaris Jorge van Burgos er niet voor terug om moorden te plegen teneinde het heidense manuscript van Aristoteles Over poëtica verborgen te houden in de labyrinthische, streng beveiligde bibliotheek van een middeleeuwse abdij. De bibliothecaris offert zelfs zijn eigen leven op door de bladzijden van het door hemzelf in gif gedrenkte tweede deel van de Poëtica op te eten en het te verzegelen "in het graf dat ik word". Jorge wil het christendom immers beschermen tegen de subversieve kracht van humor. Tegen een glimlach is slechts een schaterlach opgewassen. Wie lacht, is niet bang. En angst is de pijler van het geloof en van instituties, zoals de Kerk, die op vrees (bijvoorbeeld de vrees voor verdoemenis tot de hel) gebouwd zijn. De komedie ondermijnt de angst en ondergraaft daarmee dus ook de repressieve greep van de gevestigde orde op de burgers die zij in het gareel houdt door hun angst te voeden en te exploiteren. Wellicht besefte Aristoteles die bevrijdende kracht van humor toen hij in het tweede deel van zijn Poëtica hoogstwaarschijnlijk de cathartische werking van het plezier en de lach beschreef. In de verfilming The Name of the Rose noemt de intelligente fransiscaanse monnik en speurneus William van Baserville (glansrol van de Schotse acteur Sean Connery) het tweede deel van de Poëtica overigens het "Boek van de lach".
|
Sean Connery steelt de show als William van Baskerville in The Name of the Rose.
|
"Waarom joeg juist dit boek je zoveel schrik aan?", vraagt William van Baskerville aan Jorge in de film. "Omdat het van de Filosoof was", antwoordt Jorge. Aristoteles is immers de invloedrijkste filosoof in de geschiedenis van de westerse beschaving en werd in de middeleeuwen vaak "De Filosoof" genoemd.
Bons verduidelijkt: "Aristoteles heeft zelf maar één werk uitgegeven: 'De staatsinrichting van Athene'. Het is dan ook een boek dat qua stijl en opbouw al zijn andere werken overtreft. Stel je voor dat al zijn collegedictaten, waaronder de 'Poëtica', niet alleen bewaard maar destijds ook voltooid en uitgegeven zouden zijn. De impact van zijn oeuvre zou nog veel groter geweest zijn. De komedie is van alle tijden, maar toch is de wetenschappelijke belangstelling ervoor gering. Behalve Kierkegaard, hebben weinig filosofen over de lach geschreven. Hoewel de lach typisch menselijk is en dus al sinds mensenheugenis bestaat, wordt ze pas sinds kort ernstig genomen, onder anderen door de Amerikaanse jurist F.H. Buckley in diens 'The Morality of Laughter'. Mocht het tweede deel van de 'Poëtica' niet verloren gegaan zijn, zouden we de komedie wellicht al veel vroeger au sérieux genomen hebben." En daar draaien Eco's roman De naam van de roos en Annauds verfilming The Name of the Rose in wezen om, door scherpe kritiek te leveren op censuur en te pleiten voor verdraagzaamheid, kritische humor en dus vrijheid.
Als het waar is dat Aristoteles in zijn Poëtica een positieve emotionele, psychologische, maatschappijkritische en bevrijdende rol toeschreef aan humor, dan was hij daarmee ver vooruit op zijn tijd. Wie de huidige, zorgwekkende toename van allerlei vormen van onverdraagzaamheid gadeslaat, zoals religieus of anti-religieus fanatisme, 'politiek correcte' censuur en zelfcensuur, en allerlei uitingen van intolerante woke massahysterie, beseft de waarde van de Aristotelische visie op humor en van schrijvers zoals Eco en cineasten zoals Annaud die ze weer in herinnering brachten.
Joeri Naanai
Klik op de oranje links voor: